Inleiding

Tijdens de Covid-19-pandemie zagen we dat de impact van een ernstige ziekte op zowel de zieke als diens naasten vaak nog groter was dan in de normale situatie. Tijdens de uitbraak van een besmettelijke ziekte zijn veel behoeften van naasten, zoals contact met hun zieke dierbare, door beperkende maatregelen moeilijker te realiseren. Daarnaast kan de (onbekendheid van) de betreffende besmettelijke ziekte voor extra onzekerheid en angst zorgen (zie Bijlage 2 voor specifieke elementen van het Covid-19 ziektebeeld en de impact hiervan op naasten). De meeste hospices hebben in zulke situaties minder strenge beperkingen dan bijvoorbeeld ziekenhuizen of verpleeghuizen. Toch kunnen ook naasten van gasten in hospices het tijdens een uitbraak extra moeilijk hebben, zowel door de (bezoek)beperkingen als door de impact van de uitbraak of van maatregelen op hun privésituatie. De behoeften die zij hebben, kunnen in zo’n situatie extra groot zijn of moeilijker te vervullen.

Voor optimale zorg voor naasten zijn drie basisprincipes van belang:

1. Aansluiten bij behoeften van naasten: het SOFA-model

Iedere naaste heeft zijn eigen, unieke behoeften. Het kan dan ook moeilijk zijn om altijd perfect aan te sluiten op de wensen van naasten. Het is daarom belangrijk om te blijven informeren naar deze behoeften, ook omdat deze kunnen veranderen gedurende het ziektetraject en/of na het overlijden van de gast. Het tegemoet komen van naasten zit vaak in kleine gebaren en handelingen. Alleen de vraag ‘Hoe gaat het nu met u?’ om behoeften aan het licht te brengen kan al verschil maken.
Over het algemeen kunnen zorgverleners op vier manieren aansluiten bij de behoeften van naasten, onderscheiden in het SOFA-model:

Klik hier voor meer informatie over het SOFA-model.

2. Oog voor naasten is teamwerk

Om ervoor te zorgen dat iederenaaste de juiste aandacht en begeleiding krijgt, is het belangrijk om de zorg voor naasten een vaste plek te geven in de werkwijze binnen het hospice. Daardoor gebeurt zorg voor naasten niet ad hoc en hangt de zorg niet af van de zorgverlener die de naaste treft.

3. Oog voor diversiteit van naasten

Mensen verschillen in geletterdheid en gezondheidsvaardigheden. Maar liefst één op de negen Nederlanders is laaggeletterd. Onder de 55-plussers gaat het om één op de vijf personen. Daarnaast heeft één op de drie Nederlanders beperkte gezondheidsvaardigheden. Deze groepen mensen heeft wellicht meer aandacht of een andere wijze van informatievoorziening nodig. Ook verschillen mensen in hun perspectief op ziekte, zorg en het levenseinde vanuit hun religie of cultuur. Het is belangrijk dat er rekening gehouden wordt met deze factoren zodat zorg voor naasten kan aansluiten bij de vermogens en behoeften van álle naasten. Hoofdstuk 7 gaat hier dieper op in en biedt concrete tips.